dinsdag 25 augustus 2009

Beter iets dan niets

Beter iets dan niets

De vakantie, de tijd van het massale niets doen. De gemiddelde Nederlander is een expert op dit gebied en ligt dan ook graag niksend in de Zuid-Spaanse zon. Nu heb ik altijd al geweten dat ik anders ben dan de gemiddelde Nederlander, maar ook nu wordt dat weer evnen pijnlijk duidelijk.

Nadat ik mijn gehele vakantie redelijk druk geweest ben met surfen, in de file staan (zie vorig blog), werken, zwemmen en shoppen, had ik vannavond even helemaal niets te doen. Morgen begint het schoolgaande leven weer en in plaats van genieten van die laatste paar vrije uurtjes, loop ik gestressed door het huis op zoek naar enige vorm van vermaak.

Nu zullen jullie denken: Ga toch schrijven. En zoals je merkt is dat ook wat ik uiteindelijk ben gaan doen. Maar schrijven gaat de afgelopen tijd niet meer zo vanzelf, want ik heb last van een ernstig writersblock, genaamd Verliefdheid.

Waar alle geroemde schrijvers bakken vol inspiratie krijgen van die zogenaamde liefde, levert het mij een grote rooskleurige waas op die mijn anders zo scherpe gedachtengangen vertroebelt. En voordat ik dan een volledige zin op papier heb, wordt ik afgeleid door een bevlieging van ‘de wereld is mooi’ gevoelens.

Een korte omschrijving van mijn onbeschreven muze? Groot, breed, donker. En voor degenen die het (on)genoegen hebben mij persoonlijk te kennen, dat is precies het tegenovergestelde mij.

Ik geloofde nooit dat tegenpolen elkaar aan trekken, totdat ik in de tweedeklas het natuurkundige bewijs zag. Ik haal het nog net niet in mijn hoofd om hier natuurkundige wetten te gaan bestrijden, maar op romantisch vlak was ik nogsteeds niet overtuigd van de geroemde stelling ‘opposites atrackt’. Vandaar dat bij mijn vorige pogingen tot relaties altijd een alternatieve artistieke manspersoon betrokken was. Mijn gevoelens voor deze punkbroekies gingen niet dieper dan hun vingers en dus was het meestal al snel einde relatie.

Maar de afgelopen tijd lijkt alles anders. Inmiddels zijn ‘wij’ alweer een maand of zes een feit, en het gaat verbazingwekkend goed. Geen gezeik om niets, en geen gezeur over van alles. En misschien is het ook wel tijd om toe te geven dat de wereld best mooi kan zijn door een roze bril. Zolang je maar onthoud om hem af en toe af te zetten, zodat je de zwart-witte realiteit niet uit het oog verliest.


donderdag 13 augustus 2009

het leed dat file heet

Het leed dat file heet

Vakantie, een tijd om te ontspannen. Heel Nederland probeert te ontsnappen aan de dagelijkse drukte, maar dat blijkt een lastige opdracht. De weg naar rust gaat namelijk over de drukste wegen van Europa.

Ik had dit jaar een vakantie naar zuid-Frankrijk op het programma staan. Geen school, geen werk, alleen maar mooi weer en rust aan m’n kop.

Dus toen ik twee weken geleden om zes uur ‘s ochtends in de auto stapte was ik vol goede moed. Twaalf uur in de auto was niet iets waar ik naar uit keek, maar hoe erg zou het kunnen zijn?

Heel erg. Slapen in een auto bleek beter te gaan toen ik nog echt klein was, en bij gebrek aan TomTom daalde de stemming tot een nulpunt. En net als je denkt dat het niet vervelender kan worden, doemt voor je een rode waas op.

Rood is de kleur van gevaar, van hoeren, van brand. Allemaal zaken waarbij ik persoonlijk liever ver uit de buurt blijf. Maar op de hobbelige Belgische snelwegen werd ik er pijnlijk aan herrinerd dat rood ook de kleur is van remlichten.

Eén van de enige voordelen van file is dat je tijd hebt om na te denken, tenzij alle normale gedachten weggedrongen worden door frustratie. Ik besloot voor de eerste optie te gaan, en begon de stroom auto’s te analyseren.

Honderden mensen in honderden auto’s, de helft volgepakt met dakkoffers en fietsendragers. Dat zijn de toeristen, en de oorzaak van het file leed.
De andere helft zijn zakenmannen, vrachtwagen chauffeurs, en huisvrouwen die de indringers zien als de wortel van het kwaad.

Ik heb me nog nooit de wortel van enig kwaad gevoeld, maar ik nu had ik oprecht medelijden met die zoetgevooisde Fransen en Belgen die gewoon probeerden van A naar B(eter) te komen. En dat medeleven voelde goed, want het voorkwam dat ik zou stikken in zelfmedelijden.

Na zeventien uur waren we dan eindelijk bij ons huisje, en kon de rust beginnen. En van deze reis heb ik 1 ding geleerd: het kan altijd erger.
Want eigenlijk had ik niets te klagen; onze auto had airco, lederen bekleding, en geen jengelende kinderen op de achterbank.

De moraal van dit verhaal: niet zo zeuren met z’n allen. Gewoon dat gaspedaal indrukken en niet stil gaan staan, dat zou een geweldige oplossing zijn. Maar als je dan toch weer eens in zo’n verdomde file staat, probeer dan te genieten van het feit dat je eindelijk eens niet wordt opgejaagd door onze hyperactieve samenleving.
Vive la France!